Een muisje grijs met spitse snuit
Dat noodde eens zijn zwager uit.
Het had daarbuiten op het land
Een nestje warm voor kou bestand.
De zwager was een muis van ‘t stad
Die alles wat hij wenste had.
Dus werkt het muisje met veel vlijt
Verzorgt een maal vol appetijt.
Dan komt de zwager op bezoek
Hij eet slechts weinig kaas en koek,
Hij vindt het leven op het land
Maar saai en triest, niet naar zijn hand.
Dus noodt hij nu met veel gepraat
Zijn neefje uit en zie daar gaat
De veldmuis mee met hem ter stad
Waar hij zo’n lustig leven had.
Daar vonden zij de beste spijs.
De veldmuis is gans van de wijs.
Zij eet van kaas, van room en vlees,
Zij is vol vreugd, kent nu geen vrees.
Doch plots, wie komt daar onverwacht
Hun feestje storen in de nacht?
Het was een kat die door de deur
Geslopen kwam naar muizengeur.
Nu vluchten beide muizen snel.
De stadsmuis kent dit leven wel.
Maar veldmuis is dit niet gewoon,
Verhuist weer snel naar eigen woon.