Folk Tale

Klein Duimpje

Translated From

Le petit Poucet

AuthorCharles Perrault
Book TitleLes Contes de ma mère l'Oye
Publication Date1697
LanguageFrench

Other Translations / Adaptations

Text titleLanguageAuthorPublication Date
Little ThumbEnglishAndrew Lang1889
El PolzetCatalan__
ATU327B
LanguageDutch
OriginFrance

Lang geleden leefde william de houthakker en zijn vrouw in een klein hutje. Ze hadden zeven kinderen, allemaal jongens. De oudste was maar tien jaar oud, en de jongste slechts zeven. Mensen waren verbaasd dat de houthakker zoveel kinderen had in zo'n korte tijd, maar zijn vrouw was dol op kinderen, en ze kregen nooit minder dan twee kinderen tegelijk Ze waren erg arm, en de zeven kinderen drukte als een zware last op de ouders. Niet één van de kinderen was in staat om zijn eigen kost te verdienen. Ze waren vooral bezorgd om de jongste, omdat deze erg ziekelijk was. Hij sprak bijna nooit een woord, dat zij als een teken van domheid zagen, hoewel het in werkelijkheid een teken van gezond verstand was. Hij was heel klein, en tijdens zijn geboorte niet groter dan een duim. Daarom werd hij Klein Duimpje genoemd. Het arme kind kreeg de schuld van alles wat fout ging in het huis. Schuldig of niet, hij kreeg altijd de schuld. Ondanks alles was hij slimmer en wijzer dan al zijn broers bij elkaar. En hoewel hij weinig sprak, luisterde hij goed. Er kwam een ​​heel slecht jaar, en de honger was zo groot dat de arme ouders besloten om zich te ontdoen van hun kinderen. Op een avond, toen de kinderen al in bed lagen en de houthakker met zijn vrouw bij het vuur zaten, zei hij verdrietig tegen haar, "Het is duidelijk dat we niet in staat zijn om onze kinderen te verzorgen, en ik kan het niet aan ze te zien verhongeren voor mijn eigen ogen. Ik heb besloten om ze achter te laten in het bos. Morgen, terwijl ze bezig zijn met hout sprokkelen kunnen we er stilletjes vandoor gaan zonder dat ze het merken. " "Ah!" riep zijn vrouw, "En kan heb jij het hart om je kinderen het bos in te leiden en ze daar dan achter te laten?" Tevergeefs herinnerde hij haar man aan hun extreme armoede. Maar ze bleef bij haar besluit en gaf geen toestemming. Ja, ze was arm, maar ze was hun moeder. Echter, na overweging van wat een verdriet het zou zijn voor haar om ze te zien omkomen van de honger, stemde ze uiteindelijk toch toe, en ging in tranen van verdriet naar bed. Klein duimpje kon hun echter horen praten toen hij in bed lag. Om alles beter te kunnen horen stond hij zachtjes op en verborg zich onder de stoel van zijn vader, om beter te kunnen horen wat ze zeiden zonder gezien te worden . Hij ging weer naar bed, maar deed geen oog dicht de rest van de nacht. De hele nacht lag hij na te denken over wat hij moest doen. Hij stond vroeg in de ochtend op, en ging naar de rivier, waar hij zijn zakken vulde met kleine witte steentjes, en keerde toen terug naar huis. Ze gingen allemaal mee het bod in, maar klein duimpje verteld zijn broers niks van wat hij gehoord had. Ze gingen naar een zeer donker en dichte bos, waar ze niet verder konden zien dan tien passen afstand. De houthakker begon met zijn werk, en de kinderen verzamelden de stokken in de bundels. Hun vader en moeder zagen dat de kinderen druk bezig waren met hun werk. Ze hadden nu dus ook niet in de gaten dat de ouders zachtjes weg slopen zonder gezien te worden terug keerde naar hun huis. Toen de kinderen eenmaal door hadden dat ze alleen gelaten waren, begonnen ze zo hard als ze konden huilen.Klein duimpjes liet ze huilen, wetende dat ze zo weer thuis konden zijn omdat hij de kleine witte steentjes had laten vallen en zo een spoor had gelegd om weer thuis te komen. Ze hoefden alleen de witte steentjes weer terug naar huis te volgen. Toen zei hij tegen hen: 'Wees niet bang, broertjes. Vader en moeder hebben ons verlaten, maar ik zal Julie de weg terug naar huis laten zien. Volg mij. " Zo gezegd zo gedaan, en hij bracht ze naar huis precies via dezelfde weg waarlangs ze het bos waren in gevoerd door hun ouders. Thuis aangekomen durfden ze niet naar binnen, maar ging aan de deur luisteren naar wat hun vader en moeder zeiden. De houthakker en zijn vrouw waren net thuis gekomen toen zij bericht kregen van de landeigenaar waarvan ze hun huisje huurden. Het bleek dat ze nog 10 gouden dukaten tegoed hadden waarvan de houthakker en zijn vrouw dachten dat ze deze nooit meer terug zouden krijgen. Voor de uitgehongerde ouders betekende dit een nieuw leven. De houthakker stuurde zijn vrouw onmiddellijk naar de slager. Het was zo lang geleden dat ze zoveel konden kopen dat ze drie keer zoveel vlees kocht als nodig zou zijn voor twee personen. Toen ze gegeten hadden, zei de vrouw, "Ach Waren onze arme kinderen er nu nog maar, ze zouden een goed feest kunnen maken van wat we nog overhouden?., Maar jij was het, William, die besloot om hen achter te laten in het bos. Ik zei nog zo dat we er spijt van zouden krijgen. Wat is er nu van ze geworden, daar in het bos? Ach, lieve God, misschien hebben de wolven ze al opgegeten. Het is onmenselijk om je kinderen op deze wijze te moeten achterlaten. " De houthakker verloor uiteindelijk zijn geduld, want ze herhaalde het meer dan twintig keer, terwijl hij spijt betuigde en haar vertelde dat ze gelijk had. Hij dreigde haar te slaan als ze niet haar mond zou houden. Het was niet dat de houthakker minder van streek was dan zijn vrouw, maar dat zij door bleef zeuren ergerde hem. Hij was van mening dat vrouwen de juiste dingen moesten zeggen en doen, maar niet te vaak. De moeder verdronk bijna in haar eigen tranen riep uit: "Ach, Waar zijn nu mijn kinderen, mijn arme kinderen?" Zij sprak dit zo hard dat de kinderen, die nog steeds bij de poort verstopt zaten, allemaal begon te schreeuwen, "Hier zijn we! Hier zijn we!" Meteen rende naar de deur, gooide hem openen, en pakte ze allemaal vast in een dikke knuffel en zei:"ik ben zo blij jullie te zien, mijn lieve kinderen, jullie zien er hongerig en moe uit en mijn arme Peter, je bent vreselijk vies;. Kom snel binnen. " Nu moet je weten dat Peter haar oudste zoon was, die zij liefhad boven de rest, want hij had rood haar, zoals ze zelf ook had. De broers gingen zitten om te eten en aten met een goede eetlust gulzig van het feestmaal was nog over was, wat zowel hun vader als hun moeder erg blij maakte. Zij vertelden hoe bang ze waren in het bos, ze vertelde alles schreeuwend door elkaar zo gelukkig waren ze. De ouders waren erg blij om hun kinderen weer thuis te zien, maar de vreugde duurde to de tien gouden dukaten op waren en vielen zij weer in hun vroegere armoede Weer besloten de ouders om de kinderen in het bos in de steek te laten. Maar deze keer dieper in het bos dan voorheen. Hoewel ze het in het geheim aan het bepraten waren hoorde klein duimpje. Maar toen hij ‘s morgens vroeg op stond om weer steentjes te gaan halen was de deur stevig afgesloten en kon hij niet naar de rivier. Hun vader gaf elk van hen een stuk brood voor hun ontbijt. Klein duimpje besloot toen om in plaats van kiezelsteentjes, kleine stukjes brood te laten vallen om zo later de weg weer terug te vinden. Hun vader en moeder nam de broers nu mee naar het diepste, duisterste en donkerste gedeelte van het bos. Weer slopen zij stilletjes weg toen de kinderen aan het werk waren en lieten hen achter in het bos. Klein duimpje was ook deze keer niet bezorgd, want hij dacht dat hij de weg makkelijk terug kon vinden door middel van de stukjes brood die hij had verspreid langs de weg had laten vallen. Maar tot zijn verrassing kon hij geen enkel stukje brood meer vinden. De vogels van het bos hadden de kruimels brood zien liggen en hadden ieder stukje brood opgegeten. Ze waren nu toch echt in grote nood, want hoe verder ze gingen de meer ze de weg kwijt raakte en steeg de paniek bij de kinderen. Nacht kwam en er stond een vreselijk harde wind waardoor ze vreselijke bang werden. Ze verbeelde zich dat ze overal het gehuil hoorde van wolven die hun zouden op komen eten. Ze durfde nauwelijks wat te zeggen of te bewegen. Later die nacht begon het ook nog hard te regenen. Hun kleding raakte hierdoor doorweekt en ze gleden alle kanten op bij elke stap die ze zette in de modder. Geregeld gleden ze uit en vielen in de modder waardoor alle kinderen van top tot teen onder de modder zaten en hun handen verkleumd waren Klein duimpje klom in de top van een hoge boom om te kijken waar zij waren en of hij het huisje van hun ouders kon zien. Hij draaide zijn hoofd in alle richtingen en uiteindelijk zag hij diep in het bos een het licht van een brandende kaars. Echter toen klein duimpje naar beneden was geklommen kon hij het licht niet meer zien wat hem veel zorgen maakte. Hij begon met zijn broers in de richting te lopen waar hij het licht had zien branden en toen zij uit het bos kwamen zag het toch weer het lichtje branden. Uiteindelijk kwamen ze bij het huis waar de kaars in het raam brande. Ze klopten op de deur en een aardige vrouw deed open en vroeg hen wat ze wilde. Klein duimpje vertelde de aardige vrouw dat ze verdwaald waren in het bos en smeekte haar om onderdak. De vrouw zag dat het goedaardige kinderen waren en begon te huilen. “Ach arme kinderen, waar komen jullie vandaan? Weten jullie dan niet dat dit het huis is van een wrede reus die kleine kinderen zoals jullie opeet?” "Ach, lieve mevrouw," antwoordde klein duimpje (die, evenals zijn broers, trilde van de schrik), "Wat moeten wij doen? Als u ons weigert om hier te laten slapen hier dan worden we verslonden door de wolven in het bos. Wij zouden zelfs de voorkeur geven aan de reus om ons op te eten, maar misschien zal hij medelijden met ons hebben, zeker als u hem zou smeken. " De de vrouw van de reus geloofde dat ze hen wel kon verbergen voor haar man tot de ochtend. Ze liet de kinderen binnen komen en zich warmen aan het vuur. Boven het vuur was een heel schaap aan het spit aan het roosteren voor het avondmaal van de reus. Nadat ze een beetje opgewarmd waren, hoorde ze de reus thuiskomen. De vrouw van de reus verborg de kinderen snel onder het bed en opende de deur. De reus vroeg onmiddellijk of het avondeten al klaar was en de wijn ingeschonken was en meteen aan de tafel. Het schaap was nog half rauw en bloederig maar zo had de reus graag zijn vlees. Hij snoof van rechts naar links en zei: "Ik ruik vers vlees." Zijn vrouw zei: "Je kunt het kalf, dat ik zojuist heb gedood en gevild ruiken." "Ik ruik vers vlees, ik zeg je nogmaals," antwoordde de reus, terwijl hij zijn vrouw boos aankeek, "en er is hier iets wat ik niet begrijp." Terwijl hij dit zei stond hij op van tafel en ging rechtstreeks naar het bed waar hij de kinderen ontdekte. "Ah, hah!" zei hij. "Ik zie nu dat je mij bedriegt, jij vervloekte vrouw, ik weet niet waarom ik jou ook niet op eet. Gelukkig voor jou dat ik niet hou van taaie oude kadavers. Maar hier is een goede vangst die net op tijd arriveert om te dienen als maaltijd wanneer mijn drie reuze vrienden hier op bezoek komenin een dag of twee. " En hij sleepte ze onder het bed vandaan, één voor één. De arme kinderen vielen op hun knieën, en vroegen om vergiffenis, maar ze hadden te maken met één van de wreedste reuzen in de wereld. Hij had totaal geen medelijden met hen en hij verslond ze al met zijn ogen. Hij vertelde zijn vrouw ze goed eten zouden zijn met een goede hartige saus. Vervolgens nam hij een groot mes en scherpte deze op een grote slijpsteen, die hij hield in zijn linkerhand. Hij had één van hun al in zijn hand toen zijn vrouw tegen hem zei: "Waarom nu al? Is het niet morgen niet vroeg genoeg?" “Hou je mond,” zei de reus, “ze zullen malser zijn als ik ze nu dood.“ "Maar je hebt al zo veel vlees," antwoordde zijn vrouw. "Je hebt geen behoefte aan meer. Hier zijn een kalf, twee schapen, en half een varken." "Dat is waar," zei de reus. "Voed ze, zodat ze niet al te dun zijn, en stuur ze dan naar bed." De goede vrouw was dolblij met dit, en bood hen een goed avondmaal, maar ze waren zo bang dat ze amper een hap door hun keel kregen. Wat de reus betreft, hij ging zitten om te drinken, en hij was zeer blij dat nu iets speciaals aan zijn vrienden voor te schotelen had. Hij dronk meer dan normaal omdat hij zo tevreden was, maar dit steeg al snel naar zijn hoofd en maakte hem erg slaperig De reus had zeven kleine dochters. Deze jonge reusjes hadden allemaal een heel gezonde uitstraling, want ze aten vers vlees net als hun vader, maar ze hadden kleine grijze ogen, nogal ronde, hoekige neuzen, en zeer lange scherpe tanden. Ze waren ze niet al te ondeugend, maar ze toonden een grote belofte, want zij hadden al kleine kinderen gebeten om hun bloed te zuigen. Ze waren vroeg naar bed gegaan, alle zeven in een groot bed, en elk van hen het droeg een gouden kroon op hun hoofd. De reus van de vrouw gaf de zeven kleine jongens een bed net zo groot als die van de reusjes en in dezelfde kamer en ging ze zelf naar bed met haar man. Kleine Duimpje, die had opgemerkt dat de dochters van de reus gouden kronen ophadden, was bang dat de reus van gedachten zou verandert en hun toch zou doden. hij stond ‘s nachts op, toen iedereen sliep, en nam de petjes van zijn broers af en legde zette ze op de hoofden van de zeven kleine reusjes. Hij nam de gouden kronen van de reusjes en zette deze op de hoofden van zijn broers en van hemzelf zodat de reus hen zou verwarren als hij wat wilde doen. Het plan van klein duimpje slaagde, de reus werd rond middernacht wakker en betreurde dat hij het doden van de kinderen had uitgesteld tot de volgende ochtend. Hij haastte zich uit bed en pakte zijn grote mes. “Eens kijken hoe het met de kleine schurken is. Ik zal niet de tweede keer dezelfde fout maken.” Hij ging toen, op de tast in het donker, naar de kamer van zijn dochters. Hij ging als eerste naar het bed waar de jongens in lagen. Ze waren allemaal diep in slaap behalve klein duimpje. Die was verschrikkelijk bang toen hij voelde hoe de reus met zijn hand over zijn hoofd ging, zoals hij ook had gedaan bij de broers van klein duimpje. Hij voelde de gouden kronen en de reus zei "Dat zou een verschrikkelijke vergissing zijn geweest. Waarlijk, ik heb te veel gedronken gisteravond. Ik zou bijna mijn eigen dochters hebben gedood" Daarna ging hij naar het bed waar de meisjes lagen. Het voelde op de tast de petjes van de jongens die nu op de hoofden zaten van zijn dochters en hij zei: "Ach, hah, mijn vrolijke jongens, hier zijn jullie. Laten we ons aan de slag." Zo gezegd , en zonder omhaal, sneed hij de kelen van alle zeven van zijn dochters door. Zeer tevreden met wat hij had gedaan, ging hij weer naar bed. Zodra klein duimpje de reus hoorde snurken, maakte hij zijn broers wakker en zei hen onmiddellijk hun kleren aan te trekken en om hem te volgen. Zachtjes slopen ze naar beneden de tuin in, en klommen over de muur. Zij renden de hele nacht door, bibberend van angst en niet wetend waar ze nou precies naartoe rende. Toen de reus wakker werd zei hij tegen zijn vrouw: "Ga naar boven en kleed die jonge rakkers aan die hier gisterenavond kwamen." De vrouw was zeer verrast door de goedheid van haar man, niet goed begrijpend dat zij ze moest aankleden voor de maaltijd in plaats van aankleden om ze weg te sturen. Ze ging naar de kamer van de dochters waar zij dacht dat de kinderen ook waren. Toen zij de deur opende zag zij tot haar schrik en verbazing haar dochters liggen met doorgesneden keel en badend in het bloed. Met een hartverscheurende gil viel zij flauw op de grond. Toen het de reus te lang duurde voor zijn vrouw weer beneden was, ging ook naar de kamer van zijn dochters en zag daar zijn vrouw liggen bij het afschuwelijke schouwspel. 'Wat heb ik gedaan? " riep hij. "Die ellendelingen zullen hiervoor boeten!" Hij gooide een kruik water in het gezicht van zijn vrouw om haar bij bewustzijn te brengen "Breng me mijn zevenmijlslaarzen, zodat ik kan ze vangen." Hij trok ze aan toen de vrouw ze had gebracht en ging naar buiten. op deze manier kon hij enorme afstanden lopen met maar een paar passen. Eindelijk kwam hij bij de weg waar de arme kinderen waren, en op niet meer dan een honderd passen van het huis van hun vader. Zij zagen de reus komen, die over bergen en rivieren stapte of het kleine heuveltjes en kleine stroompjes waren. Klein duimpje verborg zich met zijn broers in een nabijgelegen grot waar hij de reus in de gaten kon houden. De reus was erg moe geworden van zijn lange en vruchteloze reis (want zevenmijlslaarzen zijn erg vermoeiend om te dragen), en besloot om uit te rusten. Toevallig ging hij precies op de rots zitten waarin de grot was waarin de kleine jongens zich verstopte. Hij was zo moe dat hij in slaap viel, en begon zo vreselijk snurken, dat de arme kinderen net zo bang werden als dat hij met zijn grote mes voor hun zou staan. Klein duimpje echt was niet zo bang als zijn broers waren, en vertelde hen dat ze onmiddellijk weg moesten rennen naar huis terwijl de reus zo vast sliep Ze zouden zich gaan zorgen om het moeten maken, Ze namen zijn advies aan, en rende snel naar hui. Klein duimpje sloop naar de reus, trok zijn laarzen uit en trok ze zelf aan. De laarzen waren zeer groot toen klein duimpje ze bij de reus uittrok, maar omdat ze betoverd waren maakte dat niet uit, want toen klein duimpje ze aantrok werden ze kleiner en paste ze perfect . Alsof ze op maat waren gemaakt. Hij ging onmiddellijk naar het huis van de reus, waar hij zag dat de vrouw van de reus bitter huilde over het verlies van haar vermoorde dochters. "Uw man", zei Klein Duimpje, "is in zeer groot gevaar. Hij is gevangen genomen door een bende dieven, die gezworen hebben hem te doden als hij niet al zijn goud en zilver geeft. Op het moment dat ze hem dreigde te doden zag hij mij en vroeg mij om u te waarschuwen. U moet mij alles geven wat u heeft aan goud en zilver en ik breng het de dieven want anders zullen ze hem zonder genade doden. Omdat het zo een haast heeft, heb ik zijn laarzen mogen lenen en om u te laten zien dat hij mij heeft gezonden. " De goede vrouw, die erg bang was, gaf hem alles wat ze had, want hoewel de reus kleine kinderen at, was hij een goede echtgenoot. Klein duimpje kreeg al het geld wat van de reus was. Hij keerde terug met een schat aan goud en zilver naar het huis van zijn ouders, waar hij werd ontvangen met zeer grote vreugde.

Er zijn veel mensen die het niet eens met het einde van het verhaal. Zij beweren dat klein duimpje nooit de reus beroofd, dat hij alleen zijn zevenmijlslaarzen heeft gepakt. En dat met een goed geweten, want de reus gebruikte ze alleen om op jacht te gaan naar kleine kinderen. Deze mensen beweren dat ze er vrij zeker van zijn, want ze hebben vaak gedronken en gegeten in het huis van de houthakker's.

Deze mensen beweren nadat hij de zevenmijlslaarzen had meegenomen, klein duimpje naar het paleis van de koning ging. De koning was erg bezorgt over de uitkomst van een oorlog die hij op dat moment aan het uitvechten was. Zijn leger was tweehonderd kilometer ver weg en de koning had geen nieuws meer gekregen over de toestand van zijn leger. Klein duimpje zou naar de koning zijn gegaan en hem beloofd hebben dat hij diezelfde nacht nog nieuws kon brengen over zijn leger. De koning beloofde hem een grote som geld als dit hem zou lukken. Klein duimpje hield zich aan zijn woord en keerde nog diezelfde nacht terug met het nieuws over het leger van de koning en de oorlog. Dit bracht hem grote roem en veel opdrachten van de koning en ook dames aan het hof die berichten naar hun echtgenoten en geliefden wilden sturen. Na zo enige tijd gediend te hebben aan het hof van de koning had hij veel geld verdient en was hij een rijk man geworden. Hij ging weer terug naar het huis van zijn ouders en broers en werd daar uitbundig onthaald. Met het geld wat hij had verdiend zorgde hij ervoor dat hij en zijn familie een comfortabel leven konden leiden, en leefde ze nog lang en gelukkig en nooit meer in armoede.


Text view